Distichiasis

Distichiasis kan worden omschreven als enkele, een rij of meerdere rijen haren groeiende in de ooglidrand. Zij zijn nog iets verder naar binnen op de ooglidrand ingeplant, dan de wimpers bij de mens. Het zijn dus extra haren, want een hond of kat heeft geen wimperharen, zoals de mens.

 

Wat zijn de verschijnselen?

Indien deze haren het hoornvlies irriteren zijn natte oogleden, traanstreepvorming en hoornvliesirritatie te verwachten. De haartjes zijn zonder loep moeilijk zichtbaar. Het slijmpropje, dat zich vaak rond de basis van de haar, op de lid-rand bevindt, is meestal wel goed zichtbaar.

 

Wat is er aan te doen?

De meest simpele therapie bestaat uit het regelmatig epileren van deze haren. Een bijkomend voordeel is, dat op deze wijze tevens eenvoudig kan worden vastgesteld of deze haartjes inderdaad de veroorzakers van de irritatie zijn geweest. Om de haartjes definitief te verwijderen moeten de haarzakjes onder narcose worden weggebrand. Dit dient zeer nauwkeurig te gebeuren, omdat anders de ooglidrand wordt beschadigd of er littekenvorming optreedt. De prognose is gunstig. Wel kunnen haarzakjes of nog onzichtbaar zijn bij de eerste behandeling of worden overgeslagen

.

Wat is de oorzaak?

Distichiasis wordt beschouwd als een erfelijke afwijking. De wijze van overerving is nog niet geheel opgehelderd, maar is waarschijnlijk polygeen

.

Fokken

Deze afwijking kan erg vervelende gevolgen hebben voor de lijders, maar het komt ook voor dat de hond er (bijna) geen last van heeft. De vererving ligt ook erg onduidelijk. Er mag wel met een Distichiasis-lijder gefokt worden, mits de partner maar geen lijder is. Hier geldt wel de regel, dat als een hond eenmaal positief getest is op Distichiasis, dan blijft deze hond altijd positief. Dit geldt ook als bij een later onderzoek blijkt dat de hond dan geen Distichiasis vertoont.

Bij de Jack Russell zien we vaak honden van een jaar of 4 of ouder die ineens blijken lijder te zijn van Distichiasis zonder verdere klachten.